Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: besnijden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
besneden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik besnijd; besnij
jij besnijdt
hij besnijdt
wij besnijden
jullie besnijden
zij besnijden

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik besnijbesnijd;
dat jij besnijdt
dat hij besnijdt
dat wij besnijden
dat jullie besnijden
dat zij besnijden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb besneden
jij hebt besneden
hij heeft besneden
wij hebben besneden
jullie hebben besneden
zij hebben besneden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik besneed
jij besneed
hij besneed
wij besneden
jullie besneden
zij besneden

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik besneed
dat jij besneed
dat hij besneed
dat wij besneden
dat jullie besneden
dat zij besneden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had besneden
jij had besneden
hij had besneden
wij hadden besneden
jullie hadden besneden
zij hadden besneden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal besnijden
jij zult besnijden
hij zal besnijden
wij zullen besnijden
jullie zullen besnijden
zij zullen besnijden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal besneden hebben
jij zult besneden hebben
hij zal besneden hebben
wij zullen besneden hebben
jullie zullen besneden hebben
zij zullen besneden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou besnijden
jij zou besnijden
hij zou besnijden
wij zouden besnijden
jullie zouden besnijden
zij zouden besnijden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou besneden hebben
jij zou besneden hebben
hij zou besneden hebben
wij zouden besneden hebben
jullie zouden besneden hebben
zij zouden besneden hebben

Gebiedende wijs
besnijd; besnij

Aanvoegende wijs
besnijde

Voorbeelden

  1. Wat bedoel je, besnijden?
    What do you mean, circumcise?
  2. Laten we wat voorhuiden besnijden.
    Let 's cut some foreskins!
  3. Hem zullen ze binnenkort ook besnijden.
    They will sort him out soon.
  4. Ze konden hem hebben laten besnijden.
    He could have had him circumcised.
  5. Er moet iets te besnijden zijn.
    Who knows if there 's anything to circumcise?
  6. Ik ga niet kijken hoe ze een kind besnijden.
    I am not watching a kid get circumcised.
  7. Ze bond me aan' t bed vast en wilde me opnieuw besnijden.
    She tied me to the bed and threatened to re-circumcise me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden