Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: beschamen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
beschaamd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik beschaam
jij beschaamt
hij beschaamt
wij beschamen
jullie beschamen
zij beschamen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb beschaamd
jij hebt beschaamd
hij heeft beschaamd
wij hebben beschaamd
jullie hebben beschaamd
zij hebben beschaamd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik beschaamde
jij beschaamde
hij beschaamde
wij beschaamden
jullie beschaamden
zij beschaamden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had beschaamd
jij had beschaamd
hij had beschaamd
wij hadden beschaamd
jullie hadden beschaamd
zij hadden beschaamd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal beschamen
jij zult beschamen
hij zal beschamen
wij zullen beschamen
jullie zullen beschamen
zij zullen beschamen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal beschaamd hebben
jij zult beschaamd hebben
hij zal beschaamd hebben
wij zullen beschaamd hebben
jullie zullen beschaamd hebben
zij zullen beschaamd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou beschamen
jij zou beschamen
hij zou beschamen
wij zouden beschamen
jullie zouden beschamen
zij zouden beschamen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou beschaamd hebben
jij zou beschaamd hebben
hij zou beschaamd hebben
wij zouden beschaamd hebben
jullie zouden beschaamd hebben
zij zouden beschaamd hebben

Gebiedende wijs
beschaam

Aanvoegende wijs
beschame

Voorbeelden

  1. En beschaam de duivel.
    And shame the devil.
  2. En toch beschaam je me.
    Yet you dishonor me.
  3. Jake verwacht dat ik zijn vertrouwen beschaam.
    Jake expects me to betray his trust.
  4. Ze wacht er gewoon op dat ik haar vertrouwen beschaam.
    She 's just waiting for me to break her confidence.
  5. Laat me het nog een keer zeggen, beschaam mijn vertrouwen niet.
    Let me say that again, shame my confidence.
  6. Je liet mij beschamen!
    You let me be shamed!
  7. Ik ga hem beschamen.
    I 'm glad you 're ashamed of him.
  8. Jullie beschamen de Force Publique.
    You shame the Force Publique.
  9. Probeer je me te beschamen?
    Are you trying to shame me?
  10. Ik wilde je niet beschamen.
    I didn 't mean to embarrass you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden