Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: bergen
NL: bergen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geborgen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik berg
jij bergt
hij bergt
wij bergen
jullie bergen
zij bergen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geborgen
jij hebt geborgen
hij heeft geborgen
wij hebben geborgen
jullie hebben geborgen
zij hebben geborgen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik borg
jij borg
hij borg
wij borgen
jullie borgen
zij borgen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geborgen
jij had geborgen
hij had geborgen
wij hadden geborgen
jullie hadden geborgen
zij hadden geborgen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bergen
jij zult bergen
hij zal bergen
wij zullen bergen
jullie zullen bergen
zij zullen bergen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geborgen hebben
jij zult geborgen hebben
hij zal geborgen hebben
wij zullen geborgen hebben
jullie zullen geborgen hebben
zij zullen geborgen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bergen
jij zou bergen
hij zou bergen
wij zouden bergen
jullie zouden bergen
zij zouden bergen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geborgen hebben
jij zou geborgen hebben
hij zou geborgen hebben
wij zouden geborgen hebben
jullie zouden geborgen hebben
zij zouden geborgen hebben

Gebiedende wijs
berg

Aanvoegende wijs
berge

Voorbeelden

  1. Berg Amerika Voor-eeuwig-berg!
    Mount America Foreverberg!
  2. Een berg is een berg.
    A mountain 's a mountain.
  3. Intussen ligt er een berg sokken. Geen berg.
    By now, there 's a pile half-a-metre high.
  4. Een berg problemen.
    A big load of trouble.
  5. Berg, de sportleraar.
    Berg, the sports master.
  6. Dr Berg, alstublieft...
    Dr Berg, would you please...
  7. een berg beklimmen...
    climb a mountain...
  8. 10e Berg Divisie.
    10th Mountain Division.
  9. De berg ontploft?
    The mountain blows up?
  10. Hoofd bureau Berg.
    Bureau chief Berg.


DE: bergen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
borgen
bergend

Indikativ Präsens
ich berge
du birgst
er birgt
wir bergen
ihr bergt
sie; Sie bergen

Indikativ Perfekt
ich habe borgen
du hast borgen
er hat borgen
wir haben borgen
ihr habt borgen
sie; Sie haben borgen

Indikativ Präteritum
ich barg
du bargest
er barg
wir bargen
ihr barget
sie; Sie bargen

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte borgen
du hattest borgen
er hatte borgen
wir hatten borgen
ihr hattet borgen
sie; Sie hatten borgen

Indikativ Futur I
ich werde bergen
du wirst bergen
er wird bergen
wir werden bergen
ihr werdet bergen
sie; Sie werden bergen

Indikativ Futur II
ich werde borgen haben
du wirst borgen haben
er wird borgen haben
wir werden borgen haben
ihr werdet borgen haben
sie; Sie werden borgen haben

Konjunktiv I Präsens
ich berge
du bergest
er berge
wir bergen
ihr berget
sie; Sie bergen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe borgen
du habest borgen
er habe borgen
wir haben borgen
ihr habet borgen
sie; Sie haben borgen

Konjunktiv II Präsens
ich bärge
du bärgest
er bärge
wir bärgen
ihr bärget
sie; Sie bärgen

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte borgen
du hättest borgen
er hätte borgen
wir hätten borgen
ihr hättet borgen
sie; Sie hätten borgen

Konjunktiv II Futur I
ich würde bergen
du würdest bergen
er würde bergen
wir würden bergen
ihr würdet bergen
sie; Sie würden bergen

Konjunktiv II Futur II
ich würde borgen haben
du würdest borgen haben
er würde borgen haben
wir würden borgen haben
ihr würdet borgen haben
sie; Sie würden borgen haben

der Imperativ
du birg


Voorbeelden

  1. Zum Feurigen Berg!
    Naar de Vuurberg!
  2. Einen Berg erklimmen.
    Een berg beklimmen.
  3. Position unerschütterlicher Berg!
    Onverzettelijke Berg Stand.
  4. Eisenvorkommen im Berg.
    Door' t ijzererts in de berg.
  5. Berg, Ökkeş kommt.
    Okkes is onderweg, Berg.
  6. (Berg-)Paß (m)
    bergpas, heuvel
  7. Das ist dein Berg.
    Het is jouw berg.
  8. Einen Berg, glaube ich.
    Een berg, denk ik.
  9. Ein Berg zu erklimmen.
    Een berg om te beklimmen.
  10. Oben auf dem Berg.
    Op de top van de heuvel.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden