NL: bergen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geborgen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik berg jij bergt hij bergt wij bergen jullie bergen zij bergen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geborgen jij hebt geborgen hij heeft geborgen wij hebben geborgen jullie hebben geborgen zij hebben geborgen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik borg jij borg hij borg wij borgen jullie borgen zij borgen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geborgen jij had geborgen hij had geborgen wij hadden geborgen jullie hadden geborgen zij hadden geborgen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bergen jij zult bergen hij zal bergen wij zullen bergen jullie zullen bergen zij zullen bergen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geborgen hebben jij zult geborgen hebben hij zal geborgen hebben wij zullen geborgen hebben jullie zullen geborgen hebben zij zullen geborgen hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bergen jij zou bergen hij zou bergen wij zouden bergen jullie zouden bergen zij zouden bergen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geborgen hebben jij zou geborgen hebben hij zou geborgen hebben wij zouden geborgen hebben jullie zouden geborgen hebben zij zouden geborgen hebben
|
| Gebiedende wijs |
berg
|
| Aanvoegende wijs |
| berge |