NL: bepakken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
bepakt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bepak jij bepakt hij bepakt wij bepakken jullie bepakken zij bepakken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bepakt jij hebt bepakt hij heeft bepakt wij hebben bepakt jullie hebben bepakt zij hebben bepakt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bepakte jij bepakte hij bepakte wij bepakten jullie bepakten zij bepakten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bepakt jij had bepakt hij had bepakt wij hadden bepakt jullie hadden bepakt zij hadden bepakt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bepakken jij zult bepakken hij zal bepakken wij zullen bepakken jullie zullen bepakken zij zullen bepakken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bepakt hebben jij zult bepakt hebben hij zal bepakt hebben wij zullen bepakt hebben jullie zullen bepakt hebben zij zullen bepakt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bepakken jij zou bepakken hij zou bepakken wij zouden bepakken jullie zouden bepakken zij zouden bepakken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bepakt hebben jij zou bepakt hebben hij zou bepakt hebben wij zouden bepakt hebben jullie zouden bepakt hebben zij zouden bepakt hebben
|
Gebiedende wijs |
bepak
|
Aanvoegende wijs |
bepakke |