NL: benuttigen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
benuttigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik benuttig
jij benuttigt
hij benuttigt
wij benuttigen
jullie benuttigen
zij benuttigen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb benuttigd
jij hebt benuttigd
hij heeft benuttigd
wij hebben benuttigd
jullie hebben benuttigd
zij hebben benuttigd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik benuttigde
jij benuttigde
hij benuttigde
wij benuttigden
jullie benuttigden
zij benuttigden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had benuttigd
jij had benuttigd
hij had benuttigd
wij hadden benuttigd
jullie hadden benuttigd
zij hadden benuttigd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal benuttigen
jij zult benuttigen
hij zal benuttigen
wij zullen benuttigen
jullie zullen benuttigen
zij zullen benuttigen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal benuttigd hebben
jij zult benuttigd hebben
hij zal benuttigd hebben
wij zullen benuttigd hebben
jullie zullen benuttigd hebben
zij zullen benuttigd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou benuttigen
jij zou benuttigen
hij zou benuttigen
wij zouden benuttigen
jullie zouden benuttigen
zij zouden benuttigen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou benuttigd hebben
jij zou benuttigd hebben
hij zou benuttigd hebben
wij zouden benuttigd hebben
jullie zouden benuttigd hebben
zij zouden benuttigd hebben
|
| Gebiedende wijs |
benuttig
|
| Aanvoegende wijs |
| benuttige |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden