NL: benadrukken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
benadrukt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik benadruk jij benadrukt hij benadrukt wij benadrukken jullie benadrukken zij benadrukken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb benadrukt jij hebt benadrukt hij heeft benadrukt wij hebben benadrukt jullie hebben benadrukt zij hebben benadrukt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik benadrukte jij benadrukte hij benadrukte wij benadrukten jullie benadrukten zij benadrukten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had benadrukt jij had benadrukt hij had benadrukt wij hadden benadrukt jullie hadden benadrukt zij hadden benadrukt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal benadrukken jij zult benadrukken hij zal benadrukken wij zullen benadrukken jullie zullen benadrukken zij zullen benadrukken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal benadrukt hebben jij zult benadrukt hebben hij zal benadrukt hebben wij zullen benadrukt hebben jullie zullen benadrukt hebben zij zullen benadrukt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou benadrukken jij zou benadrukken hij zou benadrukken wij zouden benadrukken jullie zouden benadrukken zij zouden benadrukken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou benadrukt hebben jij zou benadrukt hebben hij zou benadrukt hebben wij zouden benadrukt hebben jullie zouden benadrukt hebben zij zouden benadrukt hebben
|
Gebiedende wijs |
benadruk
|
Aanvoegende wijs |
benadrukke |