NL: bemesten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
bemest
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bemest jij bemest hij bemest wij bemesten jullie bemesten zij bemesten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bemest jij hebt bemest hij heeft bemest wij hebben bemest jullie hebben bemest zij hebben bemest
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bemestte jij bemestte hij bemestte wij bemestten jullie bemestten zij bemestten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bemest jij had bemest hij had bemest wij hadden bemest jullie hadden bemest zij hadden bemest
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bemesten jij zult bemesten hij zal bemesten wij zullen bemesten jullie zullen bemesten zij zullen bemesten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bemest hebben jij zult bemest hebben hij zal bemest hebben wij zullen bemest hebben jullie zullen bemest hebben zij zullen bemest hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bemesten jij zou bemesten hij zou bemesten wij zouden bemesten jullie zouden bemesten zij zouden bemesten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bemest hebben jij zou bemest hebben hij zou bemest hebben wij zouden bemest hebben jullie zouden bemest hebben zij zouden bemest hebben
|
Gebiedende wijs |
bemest
|
Aanvoegende wijs |
bemeste |