Voorbeelden

1. Die Zeit ist bemessen, Sir.
   De tijd vliegt, meneer.
2. Und doch ist sie so knapp bemessen.
   En is toch zo schaars.
3. Sie bemessen alles in ganz kleinen Schritten.
   Je meet alles af in zulke kleine stapjes.
4. Kein Mann kann den Wert der Fracht bemessen.
   Ik zeg dat niemand de waarde van de lading kunnen hebben.
5. Und so seine Verdienste für die Menschheit bemessen.
   Daaraan zag hij hoe goed hij was.
6. Die geheimen Beweise werden unter Ausschluss der Öffentlichkeit bemessen.
   De geheimen worden geëvalueerd achter gesloten deuren.
7. Ein Kandidat wird in dieser Stadt nicht durch Umfragen oder Wählerzahlen bemessen.
   Hoeveel kans een kandidaat maakt... meet je niet aan de hand van opiniepeilingen.
8. Weißt du... ich habe meine Erfolge immer danach bemessen, wie viele Opfer ich hatte.
   Weet je, ik heb mijn succes altijd gemeten... door het aantal slachtoffers te tellen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden