Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: beloeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
beloerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik beloer
jij beloert
hij beloert
wij beloeren
jullie beloeren
zij beloeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb beloerd
jij hebt beloerd
hij heeft beloerd
wij hebben beloerd
jullie hebben beloerd
zij hebben beloerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik beloerde
jij beloerde
hij beloerde
wij beloerden
jullie beloerden
zij beloerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had beloerd
jij had beloerd
hij had beloerd
wij hadden beloerd
jullie hadden beloerd
zij hadden beloerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal beloeren
jij zult beloeren
hij zal beloeren
wij zullen beloeren
jullie zullen beloeren
zij zullen beloeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal beloerd hebben
jij zult beloerd hebben
hij zal beloerd hebben
wij zullen beloerd hebben
jullie zullen beloerd hebben
zij zullen beloerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou beloeren
jij zou beloeren
hij zou beloeren
wij zouden beloeren
jullie zouden beloeren
zij zouden beloeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou beloerd hebben
jij zou beloerd hebben
hij zou beloerd hebben
wij zouden beloerd hebben
jullie zouden beloerd hebben
zij zouden beloerd hebben

Gebiedende wijs
beloer

Aanvoegende wijs
beloere

Voorbeelden

  1. Iemand is ons op dit moment aan' t beloeren.
    Someone at this very moment is watching us.
  2. Denk je dat hij de koper tijdens de veiling aan' t beloeren was?
    You think he marked the buyer at the auction house.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden