Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: belemmeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
belemmerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik belemmer
jij belemmert
hij belemmert
wij belemmeren
jullie belemmeren
zij belemmeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb belemmerd
jij hebt belemmerd
hij heeft belemmerd
wij hebben belemmerd
jullie hebben belemmerd
zij hebben belemmerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik belemmerde
jij belemmerde
hij belemmerde
wij belemmerden
jullie belemmerden
zij belemmerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had belemmerd
jij had belemmerd
hij had belemmerd
wij hadden belemmerd
jullie hadden belemmerd
zij hadden belemmerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal belemmeren
jij zult belemmeren
hij zal belemmeren
wij zullen belemmeren
jullie zullen belemmeren
zij zullen belemmeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal belemmerd hebben
jij zult belemmerd hebben
hij zal belemmerd hebben
wij zullen belemmerd hebben
jullie zullen belemmerd hebben
zij zullen belemmerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou belemmeren
jij zou belemmeren
hij zou belemmeren
wij zouden belemmeren
jullie zouden belemmeren
zij zouden belemmeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou belemmerd hebben
jij zou belemmerd hebben
hij zou belemmerd hebben
wij zouden belemmerd hebben
jullie zouden belemmerd hebben
zij zouden belemmerd hebben

Gebiedende wijs
belemmer

Aanvoegende wijs
belemmere

Voorbeelden

  1. Ik belemmer haar niet.
    I don 't interfere in any way.
  2. Ik belemmer u niet, sergeant.
    I am not obstructing you, Sergeant.
  3. Oké, nu belemmer je ons in ons werk.
    okay, now you 're getting in the way of us doing our job.
  4. Jullie hebben geprobeerd om te helpen, maar ik belemmer jullie.
    You 've been trying to help, but I 'm holding you back.
  5. Ze belemmeren uw geest.
    They hinder your spirit.
  6. Ik wil niemands zorg belemmeren.
    I don 't want to interfere with anyone 's care.
  7. Het heet een vervolging belemmeren.
    It 's called hindering a prosecution.
  8. Je wil dit niet belemmeren, Dokter.
    You don 't want to obstruct it, Doctor.
  9. Dat kan de sociale omgang belemmeren.
    That could make socialization more difficult.
  10. Ik zal zijn vuurbereik niet belemmeren.
    I promise not to inhibit his field of fire.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden