Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bekostigen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bekostigd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bekostig
jij bekostigt
hij bekostigt
wij bekostigen
jullie bekostigen
zij bekostigen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bekostigd
jij hebt bekostigd
hij heeft bekostigd
wij hebben bekostigd
jullie hebben bekostigd
zij hebben bekostigd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bekostigde
jij bekostigde
hij bekostigde
wij bekostigden
jullie bekostigden
zij bekostigden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bekostigd
jij had bekostigd
hij had bekostigd
wij hadden bekostigd
jullie hadden bekostigd
zij hadden bekostigd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bekostigen
jij zult bekostigen
hij zal bekostigen
wij zullen bekostigen
jullie zullen bekostigen
zij zullen bekostigen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bekostigd hebben
jij zult bekostigd hebben
hij zal bekostigd hebben
wij zullen bekostigd hebben
jullie zullen bekostigd hebben
zij zullen bekostigd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bekostigen
jij zou bekostigen
hij zou bekostigen
wij zouden bekostigen
jullie zouden bekostigen
zij zouden bekostigen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bekostigd hebben
jij zou bekostigd hebben
hij zou bekostigd hebben
wij zouden bekostigd hebben
jullie zouden bekostigd hebben
zij zouden bekostigd hebben

Gebiedende wijs
bekostig

Aanvoegende wijs
bekostige

Voorbeelden

  1. dat zal onze... bruiloft bekostigen!
    It will fund our... Wedding party!
  2. Ik heb een gezin te bekostigen.
    I got a family to support.
  3. Ik kan zelfs geen therapeut bekostigen.
    I can 't even afford a therapist.
  4. Ik kan de scheiding nog niet bekostigen.
    Can 't afford the divorce yet.
  5. We bekostigen je huur, je verzekering, je gsmrekening.
    We 're covering your rent, your insurance, your cell phone.
  6. Alleen om mijn liefde voor serveren te bekostigen.
    Just to fund my love for cater-waitering.
  7. We moesten zelf alles bekostigen. Apparatuur, brandstof, steekpenningen, losgeld...
    We had to come up with all the money, for equipment, fuel, bribes, ransom.
  8. Vroeger konden we ze niet bekostigen, we deden alles zelf.
    When we couldn 't afford them, we did for ourselves.
  9. Hebt vier kinderen thuis, kan er niet één ervan bekostigen!
    Got four kids at home, can 't afford one of them!
  10. Het land is van jou en ik zal het gebouw bekostigen.
    The land is yours and I will fund the building.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden