Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bekomen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bekomen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bekom
jij bekomt
hij bekomt
wij bekomen
jullie bekomen
zij bekomen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben bekomen
jij bent bekomen
hij is bekomen
wij zijn bekomen
jullie zijn bekomen
zij zijn bekomen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bekwam
jij bekwam
hij bekwam
wij bekwamen
jullie bekwamen
zij bekwamen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was bekomen
jij was bekomen
hij was bekomen
wij waren bekomen
jullie waren bekomen
zij waren bekomen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bekomen
jij zult bekomen
hij zal bekomen
wij zullen bekomen
jullie zullen bekomen
zij zullen bekomen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bekomen zijn
jij zult bekomen zijn
hij zal bekomen zijn
wij zullen bekomen zijn
jullie zullen bekomen zijn
zij zullen bekomen zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bekomen
jij zou bekomen
hij zou bekomen
wij zouden bekomen
jullie zouden bekomen
zij zouden bekomen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bekomen zijn
jij zou bekomen zijn
hij zou bekomen zijn
wij zouden bekomen zijn
jullie zouden bekomen zijn
zij zouden bekomen zijn

Gebiedende wijs
bekom

Aanvoegende wijs
bekome

Voorbeelden

  1. Ik moet even bekomen.
    I gotta chill for a minute.
  2. Heb je informatie bekomen?
    Did you get any information?
  3. Ik moet even bekomen.
    Just got to catch my breath.
  4. Om wat te bekomen.
    That calms the shakes.
  5. Laat me eventjes bekomen!
    Give me a small break!
  6. Is het je slecht bekomen?
    Did they fleece you like a footpad?
  7. Om wat precies te bekomen?
    To gain what exactly?
  8. Londen is je goed bekomen, Rose.
    So London certainly agrees with you, Rose.
  9. Om een volwaardige opleiding te bekomen.
    In order to obtain a complete education.
  10. Om te bekomen wat hij wil.
    To get what he wants.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden