Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: beklagen
NL: beklagen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
beklaagd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik beklaag
jij beklaagt
hij beklaagt
wij beklagen
jullie beklagen
zij beklagen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb beklaagd
jij hebt beklaagd
hij heeft beklaagd
wij hebben beklaagd
jullie hebben beklaagd
zij hebben beklaagd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik beklaagde
jij beklaagde
hij beklaagde
wij beklaagden
jullie beklaagden
zij beklaagden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had beklaagd
jij had beklaagd
hij had beklaagd
wij hadden beklaagd
jullie hadden beklaagd
zij hadden beklaagd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal beklagen
jij zult beklagen
hij zal beklagen
wij zullen beklagen
jullie zullen beklagen
zij zullen beklagen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal beklaagd hebben
jij zult beklaagd hebben
hij zal beklaagd hebben
wij zullen beklaagd hebben
jullie zullen beklaagd hebben
zij zullen beklaagd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou beklagen
jij zou beklagen
hij zou beklagen
wij zouden beklagen
jullie zouden beklagen
zij zouden beklagen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou beklaagd hebben
jij zou beklaagd hebben
hij zou beklaagd hebben
wij zouden beklaagd hebben
jullie zouden beklaagd hebben
zij zouden beklaagd hebben

Gebiedende wijs
beklaag

Aanvoegende wijs
beklage

Voorbeelden

  1. Soms beklaag ik ze.
    Sometimes I pity them.
  2. Ik beklaag je arme moeder...
    I pity your poor mother...
  3. Beklaag hen die in de minderheid zijn.
    Pity those that are outnumbered.
  4. Bent U zelfs niet waardig van haar voeten. beklaag ik u, Shekhar!
    But you... you 'Re not even worthy of her feet. I pity you, ShekhaR!
  5. Beklaag een man op bekend terrein maar die er zich toch een vreemde voelt.
    Pity a man in familiar places who yet feels like a stranger.
  6. Jij bent te beklagen.
    You are to blame.
  7. Ik kwam me beklagen.
    I just came back to complain.
  8. Hij is te beklagen, dan.
    He is to be pitied, then.
  9. Wanneer kunnen we ons beklagen?
    How soon before we can commiserate?
  10. Ik ga haar niet beklagen.
    My heart bleeds for her!


DE: beklagen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
beklagt
beklagend

Indikativ Präsens
ich beklage
du beklagst
er beklagt
wir beklagen
ihr beklagt
sie; Sie beklagen

Indikativ Perfekt
ich habe beklagt
du hast beklagt
er hat beklagt
wir haben beklagt
ihr habt beklagt
sie; Sie haben beklagt

Indikativ Präteritum
ich beklagte
du beklagtest
er beklagte
wir beklagten
ihr beklagtet
sie; Sie beklagten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte beklagt
du hattest beklagt
er hatte beklagt
wir hatten beklagt
ihr hattet beklagt
sie; Sie hatten beklagt

Indikativ Futur I
ich werde beklagen
du wirst beklagen
er wird beklagen
wir werden beklagen
ihr werdet beklagen
sie; Sie werden beklagen

Indikativ Futur II
ich werde beklagt haben
du wirst beklagt haben
er wird beklagt haben
wir werden beklagt haben
ihr werdet beklagt haben
sie; Sie werden beklagt haben

Konjunktiv I Präsens
ich beklage
du beklagest
er beklage
wir beklagen
ihr beklaget
sie; Sie beklagen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe beklagt
du habest beklagt
er habe beklagt
wir haben beklagt
ihr habet beklagt
sie; Sie haben beklagt

Konjunktiv II Präsens
ich beklagte
du beklagtest
er beklagte
wir beklagten
ihr beklagtet
sie; Sie beklagten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte beklagt
du hättest beklagt
er hätte beklagt
wir hätten beklagt
ihr hättet beklagt
sie; Sie hätten beklagt

Konjunktiv II Futur I
ich würde beklagen
du würdest beklagen
er würde beklagen
wir würden beklagen
ihr würdet beklagen
sie; Sie würden beklagen

Konjunktiv II Futur II
ich würde beklagt haben
du würdest beklagt haben
er würde beklagt haben
wir würden beklagt haben
ihr würdet beklagt haben
sie; Sie würden beklagt haben

der Imperativ
du beklage


Voorbeelden

  1. Warum beklag' ich mich eigentlich?
    Maar ik mag niet klagen.
  2. Meckern und Beklagen?
    Schelden en klagen?
  3. Dich zu beklagen.
    Stop met jammeren.
  4. Kann mich nicht beklagen.
    Mag niet mopperen.
  5. Kann mich nicht beklagen.
    Ik heb niet te klagen.
  6. Willst du dich etwa beklagen?
    Wat klaag je nou?
  7. Die Kühe beklagen sich nie.
    De koeien klagen niet.
  8. Ich kann mich nicht beklagen.
    Ik word prima verzorgd.
  9. Dennoch sind Verluste zu beklagen.
    Er zijn veel doden gevallen.
  10. Kann mich nicht beklagen, Mann.
    Ik mag niet klagen. Uitstekend.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden