NL: bekeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
bekeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bekeer jij bekeert hij bekeert wij bekeren jullie bekeren zij bekeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bekeerd jij hebt bekeerd hij heeft bekeerd wij hebben bekeerd jullie hebben bekeerd zij hebben bekeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bekeerde jij bekeerde hij bekeerde wij bekeerden jullie bekeerden zij bekeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bekeerd jij had bekeerd hij had bekeerd wij hadden bekeerd jullie hadden bekeerd zij hadden bekeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bekeren jij zult bekeren hij zal bekeren wij zullen bekeren jullie zullen bekeren zij zullen bekeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bekeerd hebben jij zult bekeerd hebben hij zal bekeerd hebben wij zullen bekeerd hebben jullie zullen bekeerd hebben zij zullen bekeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bekeren jij zou bekeren hij zou bekeren wij zouden bekeren jullie zouden bekeren zij zouden bekeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bekeerd hebben jij zou bekeerd hebben hij zou bekeerd hebben wij zouden bekeerd hebben jullie zouden bekeerd hebben zij zouden bekeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
bekeer
|
Aanvoegende wijs |
bekere |