Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: beitelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebeiteld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik beitel
jij beitelt
hij beitelt
wij beitelen
jullie beitelen
zij beitelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebeiteld
jij hebt gebeiteld
hij heeft gebeiteld
wij hebben gebeiteld
jullie hebben gebeiteld
zij hebben gebeiteld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik beitelde
jij beitelde
hij beitelde
wij beitelden
jullie beitelden
zij beitelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebeiteld
jij had gebeiteld
hij had gebeiteld
wij hadden gebeiteld
jullie hadden gebeiteld
zij hadden gebeiteld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal beitelen
jij zult beitelen
hij zal beitelen
wij zullen beitelen
jullie zullen beitelen
zij zullen beitelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebeiteld hebben
jij zult gebeiteld hebben
hij zal gebeiteld hebben
wij zullen gebeiteld hebben
jullie zullen gebeiteld hebben
zij zullen gebeiteld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou beitelen
jij zou beitelen
hij zou beitelen
wij zouden beitelen
jullie zouden beitelen
zij zouden beitelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebeiteld hebben
jij zou gebeiteld hebben
hij zou gebeiteld hebben
wij zouden gebeiteld hebben
jullie zouden gebeiteld hebben
zij zouden gebeiteld hebben

Gebiedende wijs
beitel

Aanvoegende wijs
beitele

Voorbeelden

  1. De verkeerde beitel.
    The wrong chisel.
  2. beitel van schaaf
    blade
  3. Waar is die beitel?
    Where 's that chisel?
  4. Geef de beitel eens.
    Hand me the chisel.
  5. Ik ga de beitel slijpen.
    T 'm gonna sharpen this chisel.
  6. Geef me een hamer en beitel.
    Give me a hammer and chisel.
  7. Beitel dat in je suffe hersenpan.
    Chisel that into your thick skull.
  8. Een slagbeitel en zaagjes. Een beitel?
    A punch chisel, reciprocating saw.
  9. Heb je ze met een beitel geslagen of heb je ze bewerkt met hamer en beitel?
    So did you hit them with a chisel or hammer them with it?
  10. Het is een oude Buck Mortise beitel.
    It 's an old buck mortise chisel.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden