Voorbeelden

1. Sie beinhalten Wahrheit.
   Ze zijn doordrenkt met waarheden.
2. Chrysanthemen beinhalten Pyrethrin.
   Chrysanten bevatten pyrethrin.
3. Was wird er beinhalten?
   Wat brengt dat met zich mee?
4. Die Patronen beinhalten eine Explosivladung.
   De kogels hebben een explosieve lading.
5. Es kann nur eins beinhalten:
   Het enige wat het kan verstoppen:
6. Es sollte Essen oder Zerstörung beinhalten.
   Als het maar over eten of destructie gaat.
7. Diese Kisten beinhalten 7 Jahre Kriminalarbeit.
   Die dozen bevatten zeven jaar aan hoger beroep dossiers.
8. Stammzellen beinhalten die reinste Form des Virus.
   Stamcellen bevatten de zuiverste vorm van het virus.
9. Ich habe Beziehungen, die es nicht beinhalten...
   Ik heb ook relaties, die niet gaan... Wat ben jij aan het doen?
10. Er ist ein Urvampir, das kann viel beinhalten.
    Hij is een Originele. We weten niet wat dat inhoudt.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden