NL: behoren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
behoord
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik behoor jij behoort hij behoort wij behoren jullie behoren zij behoren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb behoord jij hebt behoord hij heeft behoord wij hebben behoord jullie hebben behoord zij hebben behoord
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik behoorde jij behoorde hij behoorde wij behoorden jullie behoorden zij behoorden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had behoord jij had behoord hij had behoord wij hadden behoord jullie hadden behoord zij hadden behoord
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal behoren jij zult behoren hij zal behoren wij zullen behoren jullie zullen behoren zij zullen behoren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal behoord hebben jij zult behoord hebben hij zal behoord hebben wij zullen behoord hebben jullie zullen behoord hebben zij zullen behoord hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou behoren jij zou behoren hij zou behoren wij zouden behoren jullie zouden behoren zij zouden behoren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou behoord hebben jij zou behoord hebben hij zou behoord hebben wij zouden behoord hebben jullie zouden behoord hebben zij zouden behoord hebben
|
| Gebiedende wijs |
behoor
|
| Aanvoegende wijs |
| behore |