Voorbeelden

1. Ich werde das beherzigen.
   Ik ga mijn ontslag indienen.
2. Wir werden es beherzigen.
   We zullen beter opletten.
3. Nein, beherzigen Sie meine.
   Nee, je luistert naar mij.
4. Diese Pflicht muss ich beherzigen
   Dit is een plicht die ik moet vervullen.
5. Sie hätten meine Warnung beherzigen sollen.
   Je had naar mijn waarschuwing moeten luisteren.
6. Also beherzigen Sie bitte diesen Ratschlag.
   Dus neem dit advies ten gehore.
7. Dann sollten Sie die Nachricht beherzigen, Götzendiener.
   Dan moet je op je woorden passen, afgodendienaar.
8. Eines kann ich Ihnen aber schon sagen. Beherzigen Sie es.
   Ik kan je wel iets vertellen, maar je moet het ter harte nemen.
9. Aber ich gebe Ihnen einen Rat, den Sie beherzigen sollten.
   Maar ik zal je wat advies geven, wat misschien tot inzicht inspireert.
10. Aber er wird den Willen der Götter beherzigen, so wie in der Vergangenheit.
    Maar wel naar de wil van de goden, zoals hij dat eerder zo netjes gedaan heeft.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden