NL: behandelen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
behandeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik behandel jij behandelt hij behandelt wij behandelen jullie behandelen zij behandelen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb behandeld jij hebt behandeld hij heeft behandeld wij hebben behandeld jullie hebben behandeld zij hebben behandeld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik behandelde jij behandelde hij behandelde wij behandelden jullie behandelden zij behandelden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had behandeld jij had behandeld hij had behandeld wij hadden behandeld jullie hadden behandeld zij hadden behandeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal behandelen jij zult behandelen hij zal behandelen wij zullen behandelen jullie zullen behandelen zij zullen behandelen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal behandeld hebben jij zult behandeld hebben hij zal behandeld hebben wij zullen behandeld hebben jullie zullen behandeld hebben zij zullen behandeld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou behandelen jij zou behandelen hij zou behandelen wij zouden behandelen jullie zouden behandelen zij zouden behandelen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou behandeld hebben jij zou behandeld hebben hij zou behandeld hebben wij zouden behandeld hebben jullie zouden behandeld hebben zij zouden behandeld hebben
|
| Gebiedende wijs |
behandel
|
| Aanvoegende wijs |
| behandele |