Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: begroten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
begroot

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik begroot
jij begroot
hij begroot
wij begroten
jullie begroten
zij begroten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb begroot
jij hebt begroot
hij heeft begroot
wij hebben begroot
jullie hebben begroot
zij hebben begroot

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik begrootte
jij begrootte
hij begrootte
wij begrootten
jullie begrootten
zij begrootten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had begroot
jij had begroot
hij had begroot
wij hadden begroot
jullie hadden begroot
zij hadden begroot

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal begroten
jij zult begroten
hij zal begroten
wij zullen begroten
jullie zullen begroten
zij zullen begroten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal begroot hebben
jij zult begroot hebben
hij zal begroot hebben
wij zullen begroot hebben
jullie zullen begroot hebben
zij zullen begroot hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou begroten
jij zou begroten
hij zou begroten
wij zouden begroten
jullie zouden begroten
zij zouden begroten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou begroot hebben
jij zou begroot hebben
hij zou begroot hebben
wij zouden begroot hebben
jullie zouden begroot hebben
zij zouden begroot hebben

Gebiedende wijs
begroot

Aanvoegende wijs
begrote

Voorbeelden

  1. Het is ten minste tweemaal wat ik heb begroot.
    It 's gotta be at least twice what I budgeted for.
  2. Voor nu heb ik begroot 6.000 euro voor de dolfijn. Met belasting.
    For now, I 've budgeted 6,000 euros for the dolphin.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden