NL: begeesteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
begeesterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik begeester jij begeestert hij begeestert wij begeesteren jullie begeesteren zij begeesteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb begeesterd jij hebt begeesterd hij heeft begeesterd wij hebben begeesterd jullie hebben begeesterd zij hebben begeesterd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik begeesterde jij begeesterde hij begeesterde wij begeesterden jullie begeesterden zij begeesterden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had begeesterd jij had begeesterd hij had begeesterd wij hadden begeesterd jullie hadden begeesterd zij hadden begeesterd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal begeesteren jij zult begeesteren hij zal begeesteren wij zullen begeesteren jullie zullen begeesteren zij zullen begeesteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal begeesterd hebben jij zult begeesterd hebben hij zal begeesterd hebben wij zullen begeesterd hebben jullie zullen begeesterd hebben zij zullen begeesterd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou begeesteren jij zou begeesteren hij zou begeesteren wij zouden begeesteren jullie zouden begeesteren zij zouden begeesteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou begeesterd hebben jij zou begeesterd hebben hij zou begeesterd hebben wij zouden begeesterd hebben jullie zouden begeesterd hebben zij zouden begeesterd hebben
|
| Gebiedende wijs |
begeester
|
| Aanvoegende wijs |
| begeestere |