Voorbeelden

1. No harm will ever befall me?
   Mij geen kwaad overkomen?
2. There shall no evil befall thee.
   U zal geen kwaad wedervaren.
3. I would let no harm befall you.
   Ik zorg dat je niets overkomt.
4. I cannot say what consequences will befall you.
   Ik weet niet welke consequenties er zullen volgen.
5. You could arrange for some misfortune to befall him.
   Je zou ervoor kunnen zorgen dat er hem een ongeluk overkomt.
6. Any number of accidents could befall someone like lieutenant larkin.
   Een boel ongelukken zouden iemand zoals luitenant Larkin kunnen overkomen.
7. The most serious of punishments that can befall a knight.
   De meest strenge straf dat een ridder kan overkomen.
8. It 's not safe. Accidents tend to befall people who are too curious.
   Als je te nieuwsgierig bent, overkomt je vaak iets.
9. ( Perna ) I have explained to Merell in great detail what may befall him.
   Ik heb Merell uitgebreid verteld wat er kan gebeuren.
10. Like some miracle would befall him and get him out of his predicament.
    Alsof een of ander wonder hem uit zijn hachelijke situatie zou bevrijden.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden