NL: bedwelmen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
bedwelmd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik bedwelm jij bedwelmt hij bedwelmt wij bedwelmen jullie bedwelmen zij bedwelmen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb bedwelmd jij hebt bedwelmd hij heeft bedwelmd wij hebben bedwelmd jullie hebben bedwelmd zij hebben bedwelmd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik bedwelmde jij bedwelmde hij bedwelmde wij bedwelmden jullie bedwelmden zij bedwelmden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had bedwelmd jij had bedwelmd hij had bedwelmd wij hadden bedwelmd jullie hadden bedwelmd zij hadden bedwelmd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal bedwelmen jij zult bedwelmen hij zal bedwelmen wij zullen bedwelmen jullie zullen bedwelmen zij zullen bedwelmen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal bedwelmd hebben jij zult bedwelmd hebben hij zal bedwelmd hebben wij zullen bedwelmd hebben jullie zullen bedwelmd hebben zij zullen bedwelmd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou bedwelmen jij zou bedwelmen hij zou bedwelmen wij zouden bedwelmen jullie zouden bedwelmen zij zouden bedwelmen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou bedwelmd hebben jij zou bedwelmd hebben hij zou bedwelmd hebben wij zouden bedwelmd hebben jullie zouden bedwelmd hebben zij zouden bedwelmd hebben
|
Gebiedende wijs |
bedwelm
|
Aanvoegende wijs |
bedwelme |