Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: beduvelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
beduveld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik beduvel
jij beduvelt
hij beduvelt
wij beduvelen
jullie beduvelen
zij beduvelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb beduveld
jij hebt beduveld
hij heeft beduveld
wij hebben beduveld
jullie hebben beduveld
zij hebben beduveld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik beduvelde
jij beduvelde
hij beduvelde
wij beduvelden
jullie beduvelden
zij beduvelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had beduveld
jij had beduveld
hij had beduveld
wij hadden beduveld
jullie hadden beduveld
zij hadden beduveld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal beduvelen
jij zult beduvelen
hij zal beduvelen
wij zullen beduvelen
jullie zullen beduvelen
zij zullen beduvelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal beduveld hebben
jij zult beduveld hebben
hij zal beduveld hebben
wij zullen beduveld hebben
jullie zullen beduveld hebben
zij zullen beduveld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou beduvelen
jij zou beduvelen
hij zou beduvelen
wij zouden beduvelen
jullie zouden beduvelen
zij zouden beduvelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou beduveld hebben
jij zou beduveld hebben
hij zou beduveld hebben
wij zouden beduveld hebben
jullie zouden beduveld hebben
zij zouden beduveld hebben

Gebiedende wijs
beduvel

Aanvoegende wijs
beduvele

Voorbeelden

  1. Niemand beduvel Frasier Crane!
    No one takes advantage of Frasier Crane!
  2. Het spijt me, wie beduvel ik?
    I 'm sorry, who am I kidding?
  3. Beduvel de man met het petje.
    Set the man up with his beanie.
  4. Uw klanten beduvelen.
    Double-crossing your clients.
  5. We moesten hem beduvelen.
    We needed to fool him.
  6. Vrienden beduvelen elkaar niet zo.
    Friends don 't screw each other.
  7. Quinn Mallory laat zich niet beduvelen.
    Nobody cheats Quinn Mallory!
  8. Denk je dat je mij kan beduvelen?
    You thinkyou can get over on me?
  9. Het is iets anders om het lot te beduvelen.
    It is another thing to cheat the fates.
  10. Maar hij stopt al zijn energie in het beduvelen van David.
    But he puts all his energy into tricking David.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden