Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: bedelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
bedeeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik bedeel
jij bedeelt
hij bedeelt
wij bedelen
jullie bedelen
zij bedelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb bedeeld
jij hebt bedeeld
hij heeft bedeeld
wij hebben bedeeld
jullie hebben bedeeld
zij hebben bedeeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bedeelde
jij bedeelde
hij bedeelde
wij bedeelden
jullie bedeelden
zij bedeelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had bedeeld
jij had bedeeld
hij had bedeeld
wij hadden bedeeld
jullie hadden bedeeld
zij hadden bedeeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal bedelen
jij zult bedelen
hij zal bedelen
wij zullen bedelen
jullie zullen bedelen
zij zullen bedelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal bedeeld hebben
jij zult bedeeld hebben
hij zal bedeeld hebben
wij zullen bedeeld hebben
jullie zullen bedeeld hebben
zij zullen bedeeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou bedelen
jij zou bedelen
hij zou bedelen
wij zouden bedelen
jullie zouden bedelen
zij zouden bedelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou bedeeld hebben
jij zou bedeeld hebben
hij zou bedeeld hebben
wij zouden bedeeld hebben
jullie zouden bedeeld hebben
zij zouden bedeeld hebben

Gebiedende wijs
bedeel

Aanvoegende wijs
bedele

Voorbeelden

  1. We hen gaan bedelen?
    We 're gonna beg them?
  2. Niet bedelen hier, jongen!
    Don 't beg on this corner, boy.
  3. We komen hier bedelen?
    You brought us here to beg?
  4. Maar we bedelen niet!
    But we don 't beg!
  5. Bedelen me om gewoon...
    Begging me for just...
  6. Ik moet gaan bedelen.
    I 'll have to start begging.
  7. Bedelen is hier verboden.
    Begging is outlawed here.
  8. Ik moest bedelen bij mensen die al aan het bedelen waren.
    I had to beg people for money who were already begging people for money.
  9. Ik wil maak hem bedelen!
    I want make him beg!
  10. Alle kinderen bedelen om kaas.
    All the little ones beg for cheese.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden