Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: beangstigen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
beangstigd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik beangstig
jij beangstigt
hij beangstigt
wij beangstigen
jullie beangstigen
zij beangstigen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb beangstigd
jij hebt beangstigd
hij heeft beangstigd
wij hebben beangstigd
jullie hebben beangstigd
zij hebben beangstigd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik beangstigde
jij beangstigde
hij beangstigde
wij beangstigden
jullie beangstigden
zij beangstigden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had beangstigd
jij had beangstigd
hij had beangstigd
wij hadden beangstigd
jullie hadden beangstigd
zij hadden beangstigd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal beangstigen
jij zult beangstigen
hij zal beangstigen
wij zullen beangstigen
jullie zullen beangstigen
zij zullen beangstigen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal beangstigd hebben
jij zult beangstigd hebben
hij zal beangstigd hebben
wij zullen beangstigd hebben
jullie zullen beangstigd hebben
zij zullen beangstigd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou beangstigen
jij zou beangstigen
hij zou beangstigen
wij zouden beangstigen
jullie zouden beangstigen
zij zouden beangstigen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou beangstigd hebben
jij zou beangstigd hebben
hij zou beangstigd hebben
wij zouden beangstigd hebben
jullie zouden beangstigd hebben
zij zouden beangstigd hebben

Gebiedende wijs
beangstig

Aanvoegende wijs
beangstige

Voorbeelden

  1. Het was behoorlijk beangstig.
    It was pretty full on.
  2. Beangstig Monsieur Frick nou niet.
    Don 't you frighten Monsieur Frick.
  3. Ik beangstig mensen, maak ze bang.
    I distress people, make them frightened.
  4. Soms, beangstig je me meer nog dan Matthias.
    At times, you scare me more than Matthias does.
  5. Dat zal hem beangstigen.
    That should terrify him.
  6. Het zou hen beangstigen.
    They would fear it.
  7. Uw geschenken en uitingen van genegenheid beangstigen me.
    How your tok ens and signs of affection frighten me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden