Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: basketballen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebasketbald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik basketbal
jij basketbalt
hij basketbalt
wij basketballen
julie basketballen
zij basketballen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebasketbald
jij hebt gebasketbald
hij heeft gebasketbald
wij hebben gebasketbald
julie hebben gebasketbald
zij hebben gebasketbald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik basketbalde
jij basketbalde
hij basketbalde
wij basketbalden
julie basketbalden
zij basketbalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebasketbald
jij had gebasketbald
hij had gebasketbald
wij hadden gebasketbald
julie hadden gebasketbald
zij hadden gebasketbald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal basketballen
jij zult basketballen
hij zal basketballen
wij zulen basketballen
julie zulen basketballen
zij zulen basketballen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebasketbald hebben
jij zult gebasketbald hebben
hij zal gebasketbald hebben
wij zulen gebasketbald hebben
julie zulen gebasketbald hebben
zij zulen gebasketbald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou basketballen
jij zou basketballen
hij zou basketballen
wij zouden basketballen
julie zouden basketballen
zij zouden basketballen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebasketbald hebben
jij zou gebasketbald hebben
hij zou gebasketbald hebben
wij zouden gebasketbald hebben
julie zouden gebasketbald hebben
zij zouden gebasketbald hebben

Gebiedende wijs
basketbal

Aanvoegende wijs
basketballe

Voorbeelden

  1. Basketbal, vooral...
    Basketball, mostly...
  2. Detroit basketbal.
    Detroit basketball.
  3. Basketbal analogie.
    Basketball analogy.
  4. Basketbal, Coach.
    Basketball, Coach.
  5. Basketbal teamgenoten?
    Basketball teammates?
  6. Speel je basketbal?
    So do you play hoops?
  7. Basketbal spelen, trainen.
    You play ball. You practice.
  8. Hij speelde basketbal.
    He played basketball.
  9. Stoppen met basketbal?
    Quit the team? Yeah.
  10. Fundamenteel basketbal, Hill.
    Fundamental basketball, Hill.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden