NL: barbecueën U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gebarbecued
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik barbecue jij barbecuet hij barbecuet wij barbecueën jullie barbecueën zij barbecueën
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebarbecued jij hebt gebarbecued hij heeft gebarbecued wij hebben gebarbecued jullie hebben gebarbecued zij hebben gebarbecued
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik barbecuede jij barbecuede hij barbecuede wij barbecueden jullie barbecueden zij barbecueden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebarbecued jij had gebarbecued hij had gebarbecued wij hadden gebarbecued jullie hadden gebarbecued zij hadden gebarbecued
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal barbecueën jij zult barbecueën hij zal barbecueën wij zullen barbecueën jullie zullen barbecueën zij zullen barbecueën
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebarbecued hebben jij zult gebarbecued hebben hij zal gebarbecued hebben wij zullen gebarbecued hebben jullie zullen gebarbecued hebben zij zullen gebarbecued hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou barbecueën jij zou barbecueën hij zou barbecueën wij zouden barbecueën jullie zouden barbecueën zij zouden barbecueën
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebarbecued hebben jij zou gebarbecued hebben hij zou gebarbecued hebben wij zouden gebarbecued hebben jullie zouden gebarbecued hebben zij zouden gebarbecued hebben
|
Gebiedende wijs |
barbecue
|
Aanvoegende wijs |
barbecueë |