1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. bank

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to bank    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
banking

Present simple (ott)
I bank
you bank
he banks
we bank
you bank
they bank

Present perfect (vtt)
I have banked
you have banked
he has banked
we have banked
you have banked
they have banked

Past Simple (ovt)
I banked
you banked
he banked
we banked
you banked
they banked

Past perfect (vvt)
I had banked
you had banked
he had banked
we had banked
you had banked
they had banked

Present future (ottt)
I will bank
you will bank
he will bank
we will bank
you will bank
they will bank

Present future perfect (vttt)
I will have banked
you will have banked
he will have banked
we will have banked
you will have banked
they will have banked

Past future (ovtt)
I would bank
you would bank
he would bank
we would bank
you would bank
they would bank

Past future perfect (vvtt)
I would have banked
you would have banked
he would have banked
we would have banked
you would have banked
they would have banked


Voorbeelden

  1. The bank, sir, the bank!
    De bank, meneer, de bank!
  2. His bank accounts have bank accounts.
    Zijn bankrekeningen hebben bankrekeningen.
  3. Bank here.
    Met Bank.
  4. company bank
    huisbank
  5. The Iron Bank is the Iron Bank.
    De ijzeren bank is de ijzeren bank
  6. Another bank score.
    Een andere bank score.
  7. Bank manager again?
    Bank manager weer?
  8. Allgemeine Bank, Zurich.
    Allgemeine Bank, ZÃ ¼ rich.
  9. Another fog bank.
    Nog een mistbank.
  10. Provide bank statements?
    Verstrek bank verklaringen?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try