Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: balanceren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gebalanceerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik balanceer
jij balanceert
hij balanceert
wij balanceren
jullie balanceren
zij balanceren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gebalanceerd
jij hebt gebalanceerd
hij heeft gebalanceerd
wij hebben gebalanceerd
jullie hebben gebalanceerd
zij hebben gebalanceerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik balanceerde
jij balanceerde
hij balanceerde
wij balanceerden
jullie balanceerden
zij balanceerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gebalanceerd
jij had gebalanceerd
hij had gebalanceerd
wij hadden gebalanceerd
jullie hadden gebalanceerd
zij hadden gebalanceerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal balanceren
jij zult balanceren
hij zal balanceren
wij zullen balanceren
jullie zullen balanceren
zij zullen balanceren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gebalanceerd hebben
jij zult gebalanceerd hebben
hij zal gebalanceerd hebben
wij zullen gebalanceerd hebben
jullie zullen gebalanceerd hebben
zij zullen gebalanceerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou balanceren
jij zou balanceren
hij zou balanceren
wij zouden balanceren
jullie zouden balanceren
zij zouden balanceren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gebalanceerd hebben
jij zou gebalanceerd hebben
hij zou gebalanceerd hebben
wij zouden gebalanceerd hebben
jullie zouden gebalanceerd hebben
zij zouden gebalanceerd hebben

Gebiedende wijs
balanceer

Aanvoegende wijs
balancere

Voorbeelden

  1. Balanceer de stenen, Heather.
    Balance the stones, Heather.
  2. Ik balanceer de kanonnen.
    I 'm rocking the guns.
  3. Ik balanceer je er wel heen.
    I 'll balance you out.
  4. Alan, ik balanceer op het randje.
    Alan, I am right on the edge.
  5. Balanceer de weegschalen... of brand voor je zonden.
    Balance the scales or burn for your sins.
  6. Ik ben zakenman en balanceer soms op het randje.
    I 'm a dynamic businessman who pushes the envelope.
  7. Ik moet de zuurstofverhouding balanceren.
    I need to balance the oxygen ratio.
  8. Balanceren met een bal is goed.
    Balancing a ball is good.
  9. Ik moet op het randje balanceren.
    I have to sort of perch on the edge.
  10. Ze balanceren al op het randje.
    They 're already on edge.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden