Voorbeelden

1. Ton pyjama baille un peu.
   Je gulp staat een beetje open.
2. Ton pantalon baille peut-être un peu.
   Misschien zit je broek iets te wijd.
3. On dirait que ton vieux nous fout à la baille.
   Het ziet ernaar uit dat je ouwe heer ons wil sluiten.
4. La prairie s' ouvrit... comme la gueule d' un chien qui baille.
   De prairie opende zich... als een geeuwende hondenbek.
5. Je vais bailler tranquillement... Exposant ainsi mon arme et mon badge.
   Ik ga gewoon even gapen en laat daarbij mijn badge en wapen zien.
6. Ca va juste geler votre gorge et retenez-vous de bailler.
   dat is om je keel te verlammen en zorgt dat je niet kokhalst.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden