NL: backtracken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gebacktrackt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik backtrack jij backtrackt hij backtrackt wij backtracken jullie backtracken zij backtracken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebacktrackt jij hebt gebacktrackt hij heeft gebacktrackt wij hebben gebacktrackt jullie hebben gebacktrackt zij hebben gebacktrackt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik backtrackte jij backtrackte hij backtrackte wij backtrackten jullie backtrackten zij backtrackten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebacktrackt jij had gebacktrackt hij had gebacktrackt wij hadden gebacktrackt jullie hadden gebacktrackt zij hadden gebacktrackt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal backtracken jij zult backtracken hij zal backtracken wij zullen backtracken jullie zullen backtracken zij zullen backtracken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebacktrackt hebben jij zult gebacktrackt hebben hij zal gebacktrackt hebben wij zullen gebacktrackt hebben jullie zullen gebacktrackt hebben zij zullen gebacktrackt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou backtracken jij zou backtracken hij zou backtracken wij zouden backtracken jullie zouden backtracken zij zouden backtracken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebacktrackt hebben jij zou gebacktrackt hebben hij zou gebacktrackt hebben wij zouden gebacktrackt hebben jullie zouden gebacktrackt hebben zij zouden gebacktrackt hebben
|
Gebiedende wijs |
backtrack
|
Aanvoegende wijs |
backtracke |