NL: backmasken
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gebackmaskt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik backmask
jij backmaskt
hij backmaskt
wij backmasken
jullie backmasken
zij backmasken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebackmaskt
jij hebt gebackmaskt
hij heeft gebackmaskt
wij hebben gebackmaskt
jullie hebben gebackmaskt
zij hebben gebackmaskt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik backmaskte
jij backmaskte
hij backmaskte
wij backmaskten
jullie backmaskten
zij backmaskten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebackmaskt
jij had gebackmaskt
hij had gebackmaskt
wij hadden gebackmaskt
jullie hadden gebackmaskt
zij hadden gebackmaskt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal backmasken
jij zult backmasken
hij zal backmasken
wij zullen backmasken
jullie zullen backmasken
zij zullen backmasken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebackmaskt hebben
jij zult gebackmaskt hebben
hij zal gebackmaskt hebben
wij zullen gebackmaskt hebben
jullie zullen gebackmaskt hebben
zij zullen gebackmaskt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou backmasken
jij zou backmasken
hij zou backmasken
wij zouden backmasken
jullie zouden backmasken
zij zouden backmasken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebackmaskt hebben
jij zou gebackmaskt hebben
hij zou gebackmaskt hebben
wij zouden gebackmaskt hebben
jullie zouden gebackmaskt hebben
zij zouden gebackmaskt hebben
|
| Gebiedende wijs |
backmask
|
| Aanvoegende wijs |
| backmaske |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden