NL: babysitten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gebabysit
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik babysit jij babysit hij babysit wij babysitten jullie babysitten zij babysitten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gebabysit jij hebt gebabysit hij heeft gebabysit wij hebben gebabysit jullie hebben gebabysit zij hebben gebabysit
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik babysitte jij babysitte hij babysitte wij babysitten jullie babysitten zij babysitten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gebabysit jij had gebabysit hij had gebabysit wij hadden gebabysit jullie hadden gebabysit zij hadden gebabysit
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal babysitten jij zult babysitten hij zal babysitten wij zullen babysitten jullie zullen babysitten zij zullen babysitten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gebabysit hebben jij zult gebabysit hebben hij zal gebabysit hebben wij zullen gebabysit hebben jullie zullen gebabysit hebben zij zullen gebabysit hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou babysitten jij zou babysitten hij zou babysitten wij zouden babysitten jullie zouden babysitten zij zouden babysitten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gebabysit hebben jij zou gebabysit hebben hij zou gebabysit hebben wij zouden gebabysit hebben jullie zouden gebabysit hebben zij zouden gebabysit hebben
|
Gebiedende wijs |
babysit
|
Aanvoegende wijs |
babysitte |