NL: avondmalen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geavondmaald
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik avondmaal jij avondmaalt hij avondmaalt wij avondmalen jullie avondmalen zij avondmalen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geavondmaald jij hebt geavondmaald hij heeft geavondmaald wij hebben geavondmaald jullie hebben geavondmaald zij hebben geavondmaald
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik avondmaalde jij avondmaalde hij avondmaalde wij avondmaalden jullie avondmaalden zij avondmaalden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geavondmaald jij had geavondmaald hij had geavondmaald wij hadden geavondmaald jullie hadden geavondmaald zij hadden geavondmaald
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal avondmalen jij zult avondmalen hij zal avondmalen wij zullen avondmalen jullie zullen avondmalen zij zullen avondmalen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geavondmaald hebben jij zult geavondmaald hebben hij zal geavondmaald hebben wij zullen geavondmaald hebben jullie zullen geavondmaald hebben zij zullen geavondmaald hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou avondmalen jij zou avondmalen hij zou avondmalen wij zouden avondmalen jullie zouden avondmalen zij zouden avondmalen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geavondmaald hebben jij zou geavondmaald hebben hij zou geavondmaald hebben wij zouden geavondmaald hebben jullie zouden geavondmaald hebben zij zouden geavondmaald hebben
|
Gebiedende wijs |
avondmaal
|
Aanvoegende wijs |
avondmale |