NL: autopetten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geautopet
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik autopet jij autopet hij autopet wij autopetten jullie autopetten zij autopetten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geautopet jij hebt geautopet hij heeft geautopet wij hebben geautopet jullie hebben geautopet zij hebben geautopet
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik autopette jij autopette hij autopette wij autopetten jullie autopetten zij autopetten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geautopet jij had geautopet hij had geautopet wij hadden geautopet jullie hadden geautopet zij hadden geautopet
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal autopetten jij zult autopetten hij zal autopetten wij zullen autopetten jullie zullen autopetten zij zullen autopetten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geautopet hebben jij zult geautopet hebben hij zal geautopet hebben wij zullen geautopet hebben jullie zullen geautopet hebben zij zullen geautopet hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou autopetten jij zou autopetten hij zou autopetten wij zouden autopetten jullie zouden autopetten zij zouden autopetten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geautopet hebben jij zou geautopet hebben hij zou geautopet hebben wij zouden geautopet hebben jullie zouden geautopet hebben zij zouden geautopet hebben
|
| Gebiedende wijs |
autopet
|
| Aanvoegende wijs |
| autopette |