Voorbeelden

1. Euer Mund wird austrocknen.
   Je mond zal droog worden.
2. Und wenn die mal austrocknen?
   En als die opdrogen?
3. Und hast du beim Austrocknen geholfen?
   En heb je geholpen aan de verdamping?
4. Wenn sie austrocknen, könnte der Ton zerfallen.
   Als ze uitdrogen, dan kan de klei afbrokkelen.
5. Damit Ihre Augen nicht austrocknen, schließen wir sie.
   Ik doe je ogen dicht, anders drogen ze uit.
6. Seine Haut würde bei der kalten Winterluft austrocknen.
   Hij zei dat zijn huid droog werd van de koude winterlucht.
7. Wenn die Teiche austrocknen, geraten die Organismen in einen Ruhezustand.
   Als de plassen opdrogen, komen die organismen in een sluimerstadium.
8. Jede Andeutung eines Skandals, und unsere Spenden würden komplett austrocknen.
   Als het schandaal naar buiten zou komen, zouden de donaties stoppen.
9. Aber sobald diese Spuren austrocknen, müssen wir unsere Ermittlungen zurücknehmen.
   Maar als die er niet meer zijn, gaat ons onderzoek naar een lager plan.
10. Innerhalb einer Woche wird deine Haut austrocknen und du mumifizierst.
    Over een week droogt je huid uit en word je een mummie.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden