Voorbeelden

1. Vielleicht sollten wir uns damit auseinandersetzen.
   Misschien moeten we het daar eens over hebben.
2. Hanna, ich will mich damit auseinandersetzen.
   Hanna, ik zal er wel voor zorgen.
3. Ich werde mich später damit auseinandersetzen.
   Ik wil hier later op terugkomen.
4. Aber du wirst dich damit auseinandersetzen müssen.
   Maar op een gegeven moment moet je die waarheid onder ogen zien.
5. Damit solltest du dich nicht auseinandersetzen müssen.
   Dat had je niet mee hoeven te maken.
6. Dad, du musst dich nicht jetzt damit auseinandersetzen.
   Pap, je hoeft dit niet te doen op dit moment.
7. Jetzt müssen sie sich jedenfalls mit dir auseinandersetzen.
   Nu gaan ze met jou rekening moeten houden.
8. Ansonsten würden Sie sich mit der schmerzhaften Wahrheit auseinandersetzen.
   Anders zou u het hoofd moeten bieden aan een zeer pijnlijke waarheid.
9. Also wie genau soll ich mich denn damit auseinandersetzen?
   Dus wat is dan de goede manier om ermee om te gaan?
10. Sie musste sich bisher noch nie mit dem Tod auseinandersetzen.
    Ze heeft nog nooit met de dood te maken gehad.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden