Voorbeelden

1. Sie hat etwa in mir aufleuchten lassen.
   Ze verlichtte iets in mij.
2. Dieses Aufleuchten könnte zum normalen Betrieb des Raumschiffes gehören.
   Misschien hoort die flits gewoon bij de normale gang van zaken van dat schip.
3. Und die Farben von Ogord werden nie über deinem Grab aufleuchten.
   En de Kleuren van Ogord flitsen nooit over je graf.
4. Aber wenn sie Sie betrügen würde, dann würden rote Signallampen aufleuchten.
   Als ze vreemd zou gaan, zouden er aanwijzingen zijn die u zou zien.
5. Unser Leben ist doch nur ein kurzes Aufleuchten im kosmischen Kalender.
   Is ons leven niet als een flits op de kosmische kalender of zo?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden