Voorbeelden

1. Ein süßes Aufeinandertreffen.
   Wat een leuke ontmoeting.
2. Ein richtiges körperliches Aufeinandertreffen?
   Gaan we elkaar dan echt fysiek ontmoeten?
3. Dass deine beiden Welten aufeinandertreffen.
   Dat die twee werelden van je zouden botsen.
4. Für sie war ihr Aufeinandertreffen ein Wunder.
   Hun ontmoeting was voor haar een wonder.
5. Sie hätten schon in den Vorkämpfen aufeinandertreffen können.
   Ze hadden elkaar eerder kunnen treffen.
6. Und dieses Aufeinandertreffen, zieht Leben in Fülle nach sich.
   En deze botsing op zichzelf, trekt leven in overvloed aan.
7. Und nächstes Mal, wenn wir so aufeinandertreffen... geht es auf Sie.
   De volgende keer als we elkaar toevallig tegenkomen, trakteer jij.
8. Ärgerst du dich immer noch über das Aufeinandertreffen mit Lord Bai-Luan?
   nog steeds beteuterd over je confrontatie met heer Byakuran gisteren?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden