NL: audiofucken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geaudiofuckt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik audiofuck jij audiofuckt hij audiofuckt wij audiofucken jullie audiofucken zij audiofucken
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geaudiofuckt jij hebt geaudiofuckt hij heeft geaudiofuckt wij hebben geaudiofuckt jullie hebben geaudiofuckt zij hebben geaudiofuckt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik audiofuckte jij audiofuckte hij audiofuckte wij audiofuckten jullie audiofuckten zij audiofuckten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geaudiofuckt jij had geaudiofuckt hij had geaudiofuckt wij hadden geaudiofuckt jullie hadden geaudiofuckt zij hadden geaudiofuckt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal audiofucken jij zult audiofucken hij zal audiofucken wij zullen audiofucken jullie zullen audiofucken zij zullen audiofucken
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geaudiofuckt hebben jij zult geaudiofuckt hebben hij zal geaudiofuckt hebben wij zullen geaudiofuckt hebben jullie zullen geaudiofuckt hebben zij zullen geaudiofuckt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou audiofucken jij zou audiofucken hij zou audiofucken wij zouden audiofucken jullie zouden audiofucken zij zouden audiofucken
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geaudiofuckt hebben jij zou geaudiofuckt hebben hij zou geaudiofuckt hebben wij zouden geaudiofuckt hebben jullie zouden geaudiofuckt hebben zij zouden geaudiofuckt hebben
|
| Gebiedende wijs |
audiofuck
|
| Aanvoegende wijs |
| audiofucke |