NL: attenderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geattendeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik attendeer jij attendeert hij attendeert wij attenderen jullie attenderen zij attenderen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geattendeerd jij hebt geattendeerd hij heeft geattendeerd wij hebben geattendeerd jullie hebben geattendeerd zij hebben geattendeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik attendeerde jij attendeerde hij attendeerde wij attendeerden jullie attendeerden zij attendeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geattendeerd jij had geattendeerd hij had geattendeerd wij hadden geattendeerd jullie hadden geattendeerd zij hadden geattendeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal attenderen jij zult attenderen hij zal attenderen wij zullen attenderen jullie zullen attenderen zij zullen attenderen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geattendeerd hebben jij zult geattendeerd hebben hij zal geattendeerd hebben wij zullen geattendeerd hebben jullie zullen geattendeerd hebben zij zullen geattendeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou attenderen jij zou attenderen hij zou attenderen wij zouden attenderen jullie zouden attenderen zij zouden attenderen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geattendeerd hebben jij zou geattendeerd hebben hij zou geattendeerd hebben wij zouden geattendeerd hebben jullie zouden geattendeerd hebben zij zouden geattendeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
attendeer
|
Aanvoegende wijs |
attendere |