NL: attaqueren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geattaqueerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik attaqueer jij attaqueert hij attaqueert wij attaqueren jullie attaqueren zij attaqueren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geattaqueerd jij hebt geattaqueerd hij heeft geattaqueerd wij hebben geattaqueerd jullie hebben geattaqueerd zij hebben geattaqueerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik attaqueerde jij attaqueerde hij attaqueerde wij attaqueerden jullie attaqueerden zij attaqueerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geattaqueerd jij had geattaqueerd hij had geattaqueerd wij hadden geattaqueerd jullie hadden geattaqueerd zij hadden geattaqueerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal attaqueren jij zult attaqueren hij zal attaqueren wij zullen attaqueren jullie zullen attaqueren zij zullen attaqueren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geattaqueerd hebben jij zult geattaqueerd hebben hij zal geattaqueerd hebben wij zullen geattaqueerd hebben jullie zullen geattaqueerd hebben zij zullen geattaqueerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou attaqueren jij zou attaqueren hij zou attaqueren wij zouden attaqueren jullie zouden attaqueren zij zouden attaqueren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geattaqueerd hebben jij zou geattaqueerd hebben hij zou geattaqueerd hebben wij zouden geattaqueerd hebben jullie zouden geattaqueerd hebben zij zouden geattaqueerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
attaqueer
|
| Aanvoegende wijs |
| attaquere |