Voorbeelden

1. Befiehl ihm zu attackieren.
   Laat hem aanvallen.
2. Oh ja. Mich selbst attackieren.
   Ja, ik val mezelf aan.
3. Diese Streber attackieren den Beta-Lebensstil.
   Die techneuten verpesten de Betalevensstijl.
4. Es dreht ab, ohne zu attackieren.
   Hij verlaat z' n koers. Hij valt niet aan.
5. Ich hätte dich nicht attackieren dürfen.
   Ik had m' n zelfbeheersing niet mogen verliezen.
6. Nur so konnten uns die Asiaten attackieren.
   Alleen zo konden de Aziaten die aanval uitvoeren.
7. Und noch immer attackieren wir unsere Umwelt.
   We blijven ons milieu verwoesten.
8. Willst du sie mit dem Stock attackieren?
   Hoezo? Wil je haar ook te lijf met dat ding?
9. Sie attackieren unseren Täter mit einer Orange?
   Je viel onze dader aan met een sinaasappel?
10. Sie attackieren auch die Kranken und Sterbenden.
    Ze vallen ook zieken en stervenden aan.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden