NL: atkinsen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geatkinst
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik atkins jij atkinst hij atkinst wij atkinsen jullie atkinsen zij atkinsen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geatkinst jij hebt geatkinst hij heeft geatkinst wij hebben geatkinst jullie hebben geatkinst zij hebben geatkinst
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik atkinste jij atkinste hij atkinste wij atkinsten jullie atkinsten zij atkinsten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geatkinst jij had geatkinst hij had geatkinst wij hadden geatkinst jullie hadden geatkinst zij hadden geatkinst
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal atkinsen jij zult atkinsen hij zal atkinsen wij zullen atkinsen jullie zullen atkinsen zij zullen atkinsen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geatkinst hebben jij zult geatkinst hebben hij zal geatkinst hebben wij zullen geatkinst hebben jullie zullen geatkinst hebben zij zullen geatkinst hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou atkinsen jij zou atkinsen hij zou atkinsen wij zouden atkinsen jullie zouden atkinsen zij zouden atkinsen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geatkinst hebben jij zou geatkinst hebben hij zou geatkinst hebben wij zouden geatkinst hebben jullie zouden geatkinst hebben zij zouden geatkinst hebben
|
| Gebiedende wijs |
atkins
|
| Aanvoegende wijs |
| atkinse |