Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: associëren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geassocieerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik associeer
jij associeert
hij associeert
wij associëren
jullie associëren
zij associëren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geassocieerd
jij hebt geassocieerd
hij heeft geassocieerd
wij hebben geassocieerd
jullie hebben geassocieerd
zij hebben geassocieerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik associeerde
jij associeerde
hij associeerde
wij associeerden
jullie associeerden
zij associeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geassocieerd
jij had geassocieerd
hij had geassocieerd
wij hadden geassocieerd
jullie hadden geassocieerd
zij hadden geassocieerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal associëren
jij zult associëren
hij zal associëren
wij zullen associëren
jullie zullen associëren
zij zullen associëren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geassocieerd hebben
jij zult geassocieerd hebben
hij zal geassocieerd hebben
wij zullen geassocieerd hebben
jullie zullen geassocieerd hebben
zij zullen geassocieerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou associëren
jij zou associëren
hij zou associëren
wij zouden associëren
jullie zouden associëren
zij zouden associëren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geassocieerd hebben
jij zou geassocieerd hebben
hij zou geassocieerd hebben
wij zouden geassocieerd hebben
jullie zouden geassocieerd hebben
zij zouden geassocieerd hebben

Gebiedende wijs
associeer

Aanvoegende wijs
associëre

Voorbeelden

  1. Ik associeer ze met de veld manager.
    I associate them with the field manager.
  2. Welk beeld associeer je met die informatie?
    What image do you associate with that information?
  3. Wat associeer je met de kleur blauw?
    What do you associate with the color blue?
  4. Dit zijn het soort mensen waarmee ik associeer;
    Here 's the kind of people I associate with:
  5. Welke reuk associeer je met de kleur rood?
    What smell you associate with the color red?
  6. Geen die ik associeer met een krachtige man.
    Not one that I would associate with a powerful man.
  7. De meest meedogenloze mensen die ik hiermee associeer zijn kunsthandelaren.
    The most ruthless people I associate with are art dealers.
  8. Dat zijn geen woorden die ik normaal gesproken met jou associeer.
    Not words I 'd usually associate with Chuck Bass.
  9. Soms associeer je bepaalde gevoelens op een vreemde manier met echte pijn.
    Sometimes feelings can be associated in a strange way with direct pain.
  10. Mensen associëren het met terrorisme.
    People associate it with terrorism.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden