NL: aspireren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geaspireerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik aspireer jij aspireert hij aspireert wij aspireren jullie aspireren zij aspireren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geaspireerd jij hebt geaspireerd hij heeft geaspireerd wij hebben geaspireerd jullie hebben geaspireerd zij hebben geaspireerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik aspireerde jij aspireerde hij aspireerde wij aspireerden jullie aspireerden zij aspireerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geaspireerd jij had geaspireerd hij had geaspireerd wij hadden geaspireerd jullie hadden geaspireerd zij hadden geaspireerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aspireren jij zult aspireren hij zal aspireren wij zullen aspireren jullie zullen aspireren zij zullen aspireren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geaspireerd hebben jij zult geaspireerd hebben hij zal geaspireerd hebben wij zullen geaspireerd hebben jullie zullen geaspireerd hebben zij zullen geaspireerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aspireren jij zou aspireren hij zou aspireren wij zouden aspireren jullie zouden aspireren zij zouden aspireren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geaspireerd hebben jij zou geaspireerd hebben hij zou geaspireerd hebben wij zouden geaspireerd hebben jullie zouden geaspireerd hebben zij zouden geaspireerd hebben
|
Gebiedende wijs |
aspireer
|
Aanvoegende wijs |
aspirere |