Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: arresteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gearresteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik arresteer
jij arresteert
hij arresteert
wij arresteren
jullie arresteren
zij arresteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gearresteerd
jij hebt gearresteerd
hij heeft gearresteerd
wij hebben gearresteerd
jullie hebben gearresteerd
zij hebben gearresteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik arresteerde
jij arresteerde
hij arresteerde
wij arresteerden
jullie arresteerden
zij arresteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gearresteerd
jij had gearresteerd
hij had gearresteerd
wij hadden gearresteerd
jullie hadden gearresteerd
zij hadden gearresteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal arresteren
jij zult arresteren
hij zal arresteren
wij zullen arresteren
jullie zullen arresteren
zij zullen arresteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gearresteerd hebben
jij zult gearresteerd hebben
hij zal gearresteerd hebben
wij zullen gearresteerd hebben
jullie zullen gearresteerd hebben
zij zullen gearresteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou arresteren
jij zou arresteren
hij zou arresteren
wij zouden arresteren
jullie zouden arresteren
zij zouden arresteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gearresteerd hebben
jij zou gearresteerd hebben
hij zou gearresteerd hebben
wij zouden gearresteerd hebben
jullie zouden gearresteerd hebben
zij zouden gearresteerd hebben

Gebiedende wijs
arresteer

Aanvoegende wijs
arrestere

Voorbeelden

  1. Arresteer iedereen.
    So? Arrest everyone.
  2. Als je me wilt arresteren, arresteer me dan.
    If you want to arrest me, arrest me.
  3. Arresteer me, alsjeblieft.
    Just arrest me, please.
  4. Arresteer zijn moeder.
    Bring his mother in.
  5. Arresteer de rest!
    Arrest the others!
  6. Arresteer ze allemaal.
    Arrest all of them.
  7. Arresteer die vrouw!
    Arrest that woman!
  8. Arresteer hen onmiddellijk!
    Arrest them immideately!
  9. Arresteer je mij?
    Are you arresting me?
  10. Arresteer ze beiden.
    Arrest them both!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden