NL: aquarelleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geaquarelleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik aquarelleer jij aquarelleert hij aquarelleert wij aquarelleren jullie aquarelleren zij aquarelleren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geaquarelleerd jij hebt geaquarelleerd hij heeft geaquarelleerd wij hebben geaquarelleerd jullie hebben geaquarelleerd zij hebben geaquarelleerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik aquarelleerde jij aquarelleerde hij aquarelleerde wij aquarelleerden jullie aquarelleerden zij aquarelleerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geaquarelleerd jij had geaquarelleerd hij had geaquarelleerd wij hadden geaquarelleerd jullie hadden geaquarelleerd zij hadden geaquarelleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aquarelleren jij zult aquarelleren hij zal aquarelleren wij zullen aquarelleren jullie zullen aquarelleren zij zullen aquarelleren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geaquarelleerd hebben jij zult geaquarelleerd hebben hij zal geaquarelleerd hebben wij zullen geaquarelleerd hebben jullie zullen geaquarelleerd hebben zij zullen geaquarelleerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aquarelleren jij zou aquarelleren hij zou aquarelleren wij zouden aquarelleren jullie zouden aquarelleren zij zouden aquarelleren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geaquarelleerd hebben jij zou geaquarelleerd hebben hij zou geaquarelleerd hebben wij zouden geaquarelleerd hebben jullie zouden geaquarelleerd hebben zij zouden geaquarelleerd hebben
|
Gebiedende wijs |
aquarelleer
|
Aanvoegende wijs |
aquarellere |