NL: aquaplanen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geaquaplaned
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik aquaplane jij aquaplanet hij aquaplanet wij aquaplanen jullie aquaplanen zij aquaplanen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geaquaplaned jij hebt geaquaplaned hij heeft geaquaplaned wij hebben geaquaplaned jullie hebben geaquaplaned zij hebben geaquaplaned
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik aquaplanede jij aquaplanede hij aquaplanede wij aquaplaneden jullie aquaplaneden zij aquaplaneden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geaquaplaned jij had geaquaplaned hij had geaquaplaned wij hadden geaquaplaned jullie hadden geaquaplaned zij hadden geaquaplaned
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal aquaplanen jij zult aquaplanen hij zal aquaplanen wij zullen aquaplanen jullie zullen aquaplanen zij zullen aquaplanen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geaquaplaned hebben jij zult geaquaplaned hebben hij zal geaquaplaned hebben wij zullen geaquaplaned hebben jullie zullen geaquaplaned hebben zij zullen geaquaplaned hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou aquaplanen jij zou aquaplanen hij zou aquaplanen wij zouden aquaplanen jullie zouden aquaplanen zij zouden aquaplanen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geaquaplaned hebben jij zou geaquaplaned hebben hij zou geaquaplaned hebben wij zouden geaquaplaned hebben jullie zouden geaquaplaned hebben zij zouden geaquaplaned hebben
|
Gebiedende wijs |
aquaplane
|
Aanvoegende wijs |
aquaplane |